Selecteer een pagina

Het begin is het allerbelangrijkste onderdeel van een verhaal. Maar hoe zorg je voor een onweerstaanbare opening.

Het is de kracht van een detective. Een schrijverstrucje dat echt werkt,

In Medias Res.

In het Latijn betekent het: in het midden van de zaken. En dat is wat je doet. Je begint je verhaal in het midden. Met een spannende scène, waarmee je direct de aandacht grijpt van de lezer. Want die wil dolgraag weten hoe die opening scène afloopt. En hoe de hoofdpersoon in die situatie terecht is gekomen.

In krimi’s en detectiveseries beginnen ze met een moord. De rest van de aflevering bestaat eruit hoe Derrick, Columbo, Baantjer of Hercule Poirot die probeert op te oplossen.

In romans volstaat soms een zinnetje als een ‘In Medias Res’. Zoals de eerste regel van het wereldberoemde ‘Honderd Jaar Eenzaamheid’ van Gabriel Garcia Márquez, ook nog eens uitgeroepen tot de allermooiste beginzin ooit.

‘Vele jaren later, staande voor het vuurpeloton, moest kolonel Aureliano Buendía denken aan die lang vervlogen middag, toen zijn vader hem meenam om kennis te maken met het ijs.’ De roman vertelt daarna het verhaal over de kolonel terug,

Walter van den Berg schreef in ‘Schuld’ ook een grootse openingszin: ‘Mijn broer had nog gezongen op de avond dat hij iemand doodsloeg.’ In het boek ontrafelt de schrijver beetje bij beetje het hoe en waarom achter die moord -die doen het ook binnen de literatuur goed.

Elizabeth Day begint ‘Het feest’ met de omschrijving van een verhoorkamer waarin haar hoofdpersoon zit. Je weet dan nog niet waarom die daar zit en wordt ondervraagd. Dat verhaal ontvouwt zich vanaf het volgende hoofdstuk.

In ‘De Rat van Amsterdam’ van Peter Waterdrinker leer je al op de eerste pagina dat de hoofdpersoon in de bak zit, maar ja, hoe hij daarin terecht is gekomen, dat verduidelijkt de schrijver verspreid over 600 pagina’s op meer dan enerverende wijze.

Jouw ‘In Medias Res’ hoeft niet persé een superspannende scène te zijn waarvan mensen direct op dat o zo fijne puntje van hun stoel gaan zitten. Zolang die gebeurtenis hen maar voldoende triggert. En jij genoeg informatie hebt om die gebeurtenis ook zo gedetailleerd mogelijk te beschrijven, waarbij je -belangrijk- voldoende sympathie voor de hoofdpersoon van je verhaal weet op te roepen.

Want je kunt het begin van je verhaal wel direct heel spannend maken met zinderzinnetjes als: ‘Het bloed regendruppelt over mijn wangen. Ik heb me verstopt in een gangkast. Ik hoor hem vloeken en razen door het huis. ‘Klootzak, waar ben je. Ik maak je af’. Stoelen vallen, vazen rinkelen. Elk onverwacht geluid bezorgt me schrikschokjes, en godverdomme, nu heb ik nog in mijn broek gepist ook. Ik duizel door die jaap op mijn voorhoofd, echt, ik moet hier weg, maar hoe kom ik weg.’

Hartstikke spannend, zeker, maar je lezer moet zich wel kunnen identificeren met de hoofdpersoon. Anders kan hem die schrikschokjes, bloeddruppels en natte broek geen bitterbal schelen.

Voor de provincie Brabant schrijf ik een tijd verschillende artikelen over innovators. Een van hen: Pieter Hoff uit Steenbergen. Hij heeft na jaren een oplossing bedacht voor het groeiende watertekort. Met zijn Growbox kan hij zelfs bomen in de woestijn laten groeien.

Ik werk zijn ontdekkingsreis uit vanaf het begin tot het eindpunt. Een lang verhaal. Met veel fijne details ook, want ja, Pieter heeft zoveel moois te vertellen.

Om een chronologische uitputting bij de lezer te voorkomen, wil ik het begin anders aanpakken. Ik heb eerst zijn hele reis chronologisch uitgetikt. Blok na blok, scène na scène. Van elk van die scènes schrijf een trefwoord op een post-it en hussel die gele papiertjes net zo lang door elkaar, totdat ik denk, ja, hier moet ik beginnen. Bij het moment dat Pieter na vier jaar onderzoek in de Sahara begrijpt dat zijn oplossing werkt, en hij besluit serieus investeren in zijn Growbox. Omdat dat moment voor hem echt een ommekeer is.

Eerder doe ik hetzelfde. Bij een verhaal over Marieke Havermans, de bedenker van de eerste biologische doodskist ter wereld. Ook hier: eerst het hele verhaal uitwerken en dan kijken hoe te beginnen. Bijna op het einde.

‘Trots is ze! Na drie jaar technische ontwikkeling is het Marieke Havermans gelukt. Want daar staat ie, op een woensdagochtend in december. De eerste biologische doodskist ter wereld. Het idiote: niks geen euforie, niks geen vreugdesprongen. “Het was gaaf, natuurlijk, maar ik stond daar als enige vrouw in een fabriek tussen tien van die nuchtere kerels. Ik was ook zo doodmoe. Drie dagen achter elkaar waren we bezig geweest, 20 uur per dag.” Daarbij: vlak na de ‘geboorte’ van haar biokist hoort zij dat haar 91-jarige oma is overleden. Marieke: “Ik kon niet anders dan haar daarin begraven. Dat wilde zij ook, had ze mij eerder verteld. Het was echt heel mooi, zij in mijn kist, en nee, geen toeval, zoveel toeval bestaat niet. Dit moest zo zijn.’

Met in de volgende alinea, als eerste zin: ‘Als klein meisje heeft Marieke Havermans uit Den Bosch al een fascinatie voor verpakkingen’.

Begin je verhaal niet per se bij het begin. Start op een manier waarbij jij je lezers dirct bij de lurven kunt pakken. Met een goede openingszin. Een pittig statement, een vraag, een lekkere quote, duik in het hoofd van de hoofdpersoon of begin ergens in het midden.

Want als jij niet goed start, gaat de lezer niet finishen.

Make love, not content.

P.s. Pieter overleed dit voorjaar. Bekijk zijn In Memoriam. Een fantastische en geweldig gepassioneerde man die alles deed om zijn droom te realiseren.

Show Buttons
Hide Buttons