Selecteer een pagina

Nieuwsgierigheid. Het is een van de fundamenten van schrijven. Als een schrijver niet nieuwsgierig is, staat zijn verhaal stil. Een schrijver hoort een hongerig pen te hebben. Hoort trek te hebben in het onderwerp waarover hij schrijft.

Een Wikipedia-pagina overtikken of her en der wat algemeenheden over dat onderwerp bij elkaar houtje-touwen, nee, daarmee ga je geen onderscheidende verhalen maken. Dan ben je niet nieuwsgierig, dan ben je een kopiist. Daarom komen goede schrijvers immer met een verrassende invalshoek. Met een andere insteek. Omdat ze het onderwerp anders bekijken. Omdat ze nieuwsgierig zijn wat daaronder ligt of hoe dat er van boven uitziet.

Goede schrijvers gebruiken een ander perspectief. Ze drijven op een zoeken naar het waarom. Ze willen weten. Ze zijn gierig naar nieuws, inhalig, hebzuchtig. Hoe meer informatie ze kunnen vergaren, hoe beter. Ze willen het onbekende begrijpen.

Ik ken interviewers die à la Ivo Niehe -voor de jongere lezers, dat was een mislukte chansonnier die namens de TROS met een bosje bloemen bij beroemde mensen mocht aanbellen- met een notitieblokje op hun schoot hun vragen afraffelen. Camera of bandje loopt, vraag, antwoord en op naar de volgende vraag die op hun papiertje staat.

Maar een antwoord bestaat niet. Elk antwoord biedt een ingang naar doorvragen. Dat zit ook opgesloten in dat Engelse woord voor een vraag. A question bestaat uit quest, een queeste. Dat is wat nieuwsgierigheid met journalistieke schrijvers doet. Ze gaan op onderzoek, op ontdekkingsreis. Maskers optillen, tegels lichten. Om hun honger naar (meer) nieuws te stillen.

Natuurlijk, een goede interviewer maakt nog geen goede schrijver. Een schrijver moet in zijn verhaal zelf ook nieuwsgierigheid opwekken. Zijn lezer moet willen weten, en toen, en toen, en toen. Wanneer die niet langer in de verhaalverloop is geïnteresseerd, ben je hem kwijt. Dus zorg ervoor dat hij verder blijft lezen. Schrijf in cliffhangers. Charles Dickens -voor de jonge lezers, dat is een van de grootste Engelse schrijvers van de 19e eeuw- zei dat mooi: ‘Make them laugh, make them cry, make them wait’.

Laat je lezer wachten. Maak hem hongerig naar meer. Neem hem met je mee. Houdt hem in spanning. Hoe meer nieuwsgierig jij hem maakt, hoe meer spanning je losmaakt, hoe sterker hij bij je verhaalonderwerp is betrokken.

Je lezer moet wil weten. Want dat is nieuwsgierigheid: een leegte, een hiaat, tussen wat je weet en wat je nog meer wilt weten. Een informatiekloof. Richt je als schrijver op die kloof. Verleid hem het onbekende te leren begrijpen.

Zeker, makkelijker gezegd dan gedaan. Je moet weten waar die kloof bij je publiek ligt en wat precies the missing piece is. Ga daarom eerst met hen praten. Wees nieuwsgierig naar wat zij nog niet weten. Wees hongerig naar hun niet weten.

Een stukje lastiger als iemand al alles denkt te begrijpen over het onderwerp waarover jij schrijft. Of juist niks weet over een onderwerp. Een informatiekloof wordt immers bepaald door twee dingen: wat iemand al weet en wat iemand wil weten. In het eerste geval weet hij alles (‘waarom zou ik dat lezen, niet interessant, weet ik toch allemaal al’), in het tweede valt er niks te weten (‘waarom zou ik dat moeten lezen, veel te moeilijk, ik verdiep me liever in iets wat ik leuk vind’).

Ook hier. Wek interesse, prikkel in woord en beeld. Maak je lezer, kijker of luisteraar dusdanig nieuwsgierig (‘hé, dat wist ik toch niet’) dat hij toch je verhaal wil lezen (‘dat is veel leuker en minder moeilijk dan ik dacht, tof te weten’). Biedt hem vanaf de eerste zin vertrouwen dat je verhaal de moeite van het lezen waard is.

Show Buttons
Hide Buttons